Egypte was vroeger een heel belangrijk land. 5000 jaar geleden konden zij al huizen bouwen. Ze hadden al een schrift om te lezen en te schrijven, hadden steden en maakten mooie dingen. En dat terwijl de mensen in ons land dat allemaal nog niet hadden !
Door Egypte stroomt een hele lange rivier. Die rivier heet “De Nijl”. En 1 keer per jaar, in augustus, stroomde deze rivier over. Al het land eromheen kwam onder water te staan.Daar bleef het zo’n 6 weken liggen. De mensen in Egypte waren de “hemel dankbaar” dat die overstroming ieder jaar gebeurde. Want nu was de grond langs de rivier vruchtbaar geworden. En dan konden de mensen daar wat op verbouwen. Zo konden de Egyptenaren aan voedsel komen.
Omdat veel mensen bij de Nijl wilden wonen, ontstonden er langzaam dorpen en steden. En dat was heel bijzonder in die tijd ! En als er veel mensen bij elkaar wonen, heb je regels en wetten nodig. Anders gaan mensen ruzie maken. Omdat al die mensen met elkaar gingen samenwerken, ontstond er in Egypte een cultuur. Mensen leerden van elkaar.
De rivier de Nijl is ruim 6600 km lang. Soms is de rivier 1 km breed, maar het kan ook 20 km zijn. De belangrijkste steden zijn vlakbij de Nijl ontstaan. Er bestonden 2 koninkrijken (Neder-Egypte en Opper-Egypte). Rond 3100 v. Chr. werden deze 2 rijken samengevoegd tot 1 groot rijk. Het grote Egypte werd geregeerd door een koning (Farao) Als een farao stierf, werd iemand anders in zijn familie koning. De farao’s worden ook wel verdeeld in families. Dat noemen we dynastieën.
De Egyptenaren dachten dat de farao door de goden gestuurd was om hen te helpen. Dat betekende dat de farao half mens en half goddelijk was. Na zijn dood zou de farao in het rijk van de goden verder leven, maar dan moest zijn lichaam na de dood goed bewaard blijven. Nadat een farao gestorven was, haalde men de hersenen en andere delen van het lichaam eruit. Daarna bedekten ze het lichaam met een zoutachtig wit poeder. Zo bleef de farao dagenlang liggen, tot zijn lichaam uitgedroogd was. Daarna werd het lichaam gewassen en werd de farao in een soort verband gewikkeld. (Dat noem je mummificeren) De farao krijgt nog een masker op zijn hoofd. Tenslotte werd hij in zijn versierde doodskist gelegd (sarcofaag) Naast zijn graf lagen allerlei kostbare voorwerpen en sieraden, want de farao zou die wel eens nodig kunnen hebben na zijn dood.